- Het hout moet schoon, droog en onbehandeld zijn.
- Gekloofd hout brand beter dan rond hout (ideaal is een omvang van ± 15cm. Met lengte ± 30cm).
- Bewaar het hout op een overdekte plek buiten, waar de wind er doorheen kan waaien.
- Hout moet minimaal 1 tot 2 jaar gedroogd zijn.
- zorg dat de capaciteit van de haard/kachel past bij de ruimte waar hij zal branden.
- zorg voor een goed rookkanaal.
- stook uitsluitend droog hout.
- zorg voor een goede ventilatie/luchttoevoer.
- stook niet bij mist of windstil weer.
- doof het vuur niet, laat het vuur vanzelf uitbranden.
- koop de haard of kachel bij een erkende specialist.
Zorg voor het stoken altijd dat er voldoende toevoer is van verse lucht. Dit door middel van ventilatieroosters of openen van een raam. Een houtkachel gebruikt al gauw 30m3 – 45m3 lucht per uur. Bij een open haard loopt dit op richting de 300m3
Pak bij het aanmaken de kachel of haard niet te vol. Begin met een klein fel vuurtje en bouw dat op naar ongeveer 2/3 van de ruimte. Zorg zeker in het begin voor voldoende lucht ( trek ) zet zo nodig de kacheldeur op een kiertje. Hoe sneller het rookkanaal warm is hoe beter.
Wanneer het vuur echt goed brandt kan je de luchttoevoer wat verminderen, omdat teveel lucht de verbrandingstemperatuur omlaag haalt. Bij accumulerende houtkachels die nog warm stonden kan dit meestal al na 5 minuten. Voor veel andere kachels wacht je ongeveer 15 tot 30 minuten.
In een open haard is af en toe een blokje erbij de beste stookmethode, al maakt het een open haard nooit ecologisch verantwoord.
In kachels of haarden met deur best nieuw hout bijvullen wanneer de vorige lading half is opgebrand. Dus niet wachten tot alleen hete kolen overblijven. En de kachel nooit voor meer dan 2/3 vullen.
Nooit brandende houtskool door een rooster proberen duwen. Alleen as verwijderen wanneer je de indruk hebt dat het rooster te verstopt zit.
Dampende of rokende blokken zijn te ver van het vuurcentrum verwijderd of krijgen te weinig lucht. Bij kachels en haarden met deur is het evenwel af te raden voortdurend in het vuur te poken. Het openen van de deur koelt het vuur immers af.
Een goede manier om de verbranding te controleren is even buiten naar de rook die uit de schoorsteen komt te kijken. Als het donker is kan dat natuurlijk niet echt..
Lichtgrijze rook wijst op een goede verbranding en bestaat vooral uit waterdamp. Donkergrijze tot zwarte rook wijst op een teveel aan onverbrande deeltjes!
* Een thermometer in/op de schoorsteen kan zeer handig zijn om na te gaan of er niet teveel warmte-verlies optreedt. De temperatuur van rookgassen die de schoorsteen ingaan moet minimaal 180 tot 200 °C bedragen, anders wordt het risico op condensatie in de schoorsteen te groot. Elke verbranding, ook bij een nagenoeg droge brandstof zoals aardgas, produceert belangrijke hoeveelheden waterdamp. Het is dan ook vooral voor gemetselde schoorstenen ook belangrijk deze goed warm ( dus droog ) te stoken.
Uit laten gaan, doven:
Wanneer het vuur moet doven is het belangrijk niet de luchttoevoer volledig af te sluiten. Schuif gewoon de smeulende delen bij elkaar.